De boom is de aarde dankbaar
dat hij diep in haar wortelt.
De vogel is dankbaar de boom
dat hij hoog in hem nestelt.
Dankbaar het water de wolken
dat het mag vallen en stromen:
en de mensen dat zij het drinken
dat wij nog leven dat het nog stroomt dat wij het drinken
dat wij nog leven dat het nog stroomt dat wij het drinken.
De zon is de wereld dankbaar
dat zij zó naar hem uitziet.
De mensen zijn dankbaar de zon
dat hij rood uit de nacht komt.
Dankbaar het koren de akker
dat het mag kiemen en dragen:
en hun kinderen dat ze het eten
dat wij nog leven dat het nog draagt dat wij het eten
dat wij nog leven dat het nog draagt dat wij het eten.
Huub Oosterhuis